Talen zijn een belangrijke hobby van mij. Als ik in een land kom, wil ik de taal op zijn minst een beetje begrijpen, liefst ook spreken. De eerste vreemde taal die ik leerde, was Frans. Al op de lagere school (basisschool) kregen we les in die taal – Maman coupe le pain, Papa fume la pipe – en sindsdien heb ik van elk land waar ik kwam, geprobeerd de taal een beetje te spreken. Op het Gymnasium koos ik Spaans als extra taal en op die basis ben ik later verder gegaan. Italiaans leerde ik toen ik min of meer toevallig in dat land terecht kwam tijdens een vakantie. In Leiden deed ik een cursus via het talenlaboratorium (geluidsbanden) en ik ben er altijd mee blijven oefenen op vakanties. Met Duitse vrienden en een zoon die in Berlijn woont, onderhoud ik mijn Duits redelijk goed. En Engels is gewoon bijna een tweede taal.
Even weer een taal erbij leren bleek niet zo gemakkelijk toen ik vaak in China kwam (tussen 2004 en 2015). Jarenlang heb ik elke avond zitten studeren. Ik ging een aantal jaren naar de Chinese School in Eindhoven en daarna ben ik met zelfstudie (ook via internet) verder gegaan. Het resultaat is dat ik een biertje kan bestellen en sommige opschriften op gebouwen kan lezen. Ik heb één diploma: het basisniveau van de HSK haalde ik met een goed cijfer.
Zweeds leerde ik al toen ik nog op het gymnasium zat, via een schriftelijke cursus en uitzendingen van Radio Zweden. Ik ging daarmee door rond het jaar 2000 voordat we voor het eerst naar Zweden op vakantie gingen. Ik las daarvoor alle tien detectives van Sjöwall en Wahlöö. Later ging ik nog door met de hele Wallander-reeks te lezen van Henning Mankell. Daarna nog meer detectives: de Van Veeteren reeks van Håkan Nesser. Later, toen ik met Evert in Denemarken fietste, heb ik Deens erbij geleerd: ik kan het gemakkelijk lezen en de uitspraak is behalve onmogelijk moeilijk ook leuk om grappen over te maken.
In verband met mijn reizen naar Yemen en Kuwait heb ik mezelf het Arabische schrift en een paar woorden geleerd. Later ben ik daar nog een beetje mee doorgegaan toen ik Syrische vluchtelingen met Nederlands hielp.
Mijn laatste taal is Bulgaars, waarvoor ik geïnteresseerd raakte omdat we een Bulgaarse schoondochter hebben. Inmiddels kan ik de taal een beetje lezen en verstaan. Ik studeer hard op de grammatica. Vooral het systeem van werkwoorden met zijn onderscheid tussen perfectieve en imperfectieve vormen, de verschillende ‘wijzen’, zoals de ‘hervertellende wijs’, en het gebruik van tijden, is lastig.
Op deze website zal ik af en toe een stukje over taal schrijven, ook over de Nederlandse taal trouwens, in de vorm van een blog of artikel .