Huibert de Man, 9 maart 2022
Ruw ontwaken
Tot het moment dat de Russische troepen Oekraïne binnenvielen, geloofde ik niet dat dit zou gebeuren. Dat het kon gebeuren. Het was een ruw ontwaken uit een droom van een vreedzame wereld. Wat had ik in mijn leven meegemaakt dat me aan de mogelijkheid van oorlog had herinnerd, behalve films en nieuws uit verre landen? Niet veel. Daarover gaat de volgende verzameling van flarden uit mijn herinneringen.
Nooit oorlog meegemaakt
Ik heb nooit oorlog meegemaakt. Geboren in 1948 moet ik nog net wat gevolgen hebben ondervonden van de voedselschaarste aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, maar dat was het ook wel. Daarna is het Nederlandse grondgebied nooit direct bedreigd geweest. Er hebben nooit vreemde soldaten van een bezettingsmacht door mijn stad of dorp gelopen. Ik heb nooit voor bommen of granaten moeten schuilen.
Toch is oorlog nooit helemaal weggeweest; als mogelijkheid was die steeds aanwezig, als een vreemde en verre dreiging. Zo was de Tweede Wereldoorlog doorlopend aanwezig in mijn jeugd, meer dan ik toen besefte. Op het schoolplein liepen jongens met hun armen als vleugels uitgespreid en ze maakten dreigende geluiden om indruk te maken op de anderen en natuurlijk om meisjes bang te maken. Zij waren vliegtuigen. In groepen gingen jongens in een brede formatie over het schoolplein, met de ellebogen ingehaakt. Dan waren ze een tank, die bij voorkeur over de kinderen heen reed. Tanks en vliegtuigen uit de oorlog waren een spel geworden.
Op de hei in Ede, waar ik in je jaren vijftig woonde, stond een oude Engelse tank, die daar ooit was blijven steken. We konden erin klimmen en de loop bewegen met een mechanische bediening. Het stonk er heerlijk naar olie en vet. Speelgoed uit de oorlog. De oorlog was ook doorlopend aanwezig in de vorm van verhalen over gefusilleerde of gevangengenomen familieleden, over tochten door het Westland om naar eten te zoeken, de smaak van tulpenbollen of de verwoesting van Rotterdam. Ons werd duidelijk gemaakt dat wij niet wisten wat honger was. Hoogstens hadden we trek. De oorlog bleef zo bij ons, maar we hadden er geen eigen ervaring mee.
Onder de paraplu van de Verenigde Staten was het rustig in Nederland. Oorlog kwam alleen via het nieuws af en toe binnen. Dat moet al in 1950 zo zijn geweest met de Korea-oorlog, toen ik nog een peuter was. Maar de eerste flarden van een bewuste herinnering aan oorlog als een verre dreiging betreffen de inval van de Sovjet-Unie in Hongarije, in 1956. Ik was toen acht. Er waren vluchtelingen in Nederland, zoiets herinner ik me.
Bijna kernoorlog en dan rust
Zes jaar later, in 1962 – ik werd toen 14 – maakte ik heel bewust de eerste echt serieuze crisis mee, waarin een kernoorlog ternauwernood werd vermeden: de Cubacrisis. Ik was bang, heel bang. Ik moet heel veel naar de radio hebben geluisterd. We hadden nog geen televisie. Ik herinner me dat mijn moeder flessen slaolie en pakken meel hamsterde, die in de vorige oorlog zo nuttig waren geweest. Ik herinner me ook instructies uit die tijd over hoe je je bij een kernaanval moet gedragen. Gelukkig hebben we die nooit hoeven te volgen. Ze hadden zeker niet geholpen.
Deze crisis ging voorbij. Het gevaar van een Oost-Westconflict kwam pas weer echt naar voren, toen de Vietnamoorlog escaleerde. Het moet begin jaren zestig zijn geweest, toen ik op de televisie een Amerikaanse generaal of minister – was het McNamara? – zag uitleggen hoe de VS een dam moesten opwerpen tegen het oprukkende communisme in Z.O. Azië. Ik zie het plaatje nog voor me met een soort dam waarachter allemaal enge communisten klaar stonden om de wereld over te nemen. Ik was onder de indruk. Later, tijdens mijn studietijd kreeg ik meer sympathie voor de beweging die tegen de Vietnamoorlog was. In 1967, toen ik in Wageningen studeerde, zag ik een film over de heldhaftige Vietcong, die de Amerikanen trotseerden. Prachtige muziek op de achtergrond en blije communisten. Toen werkte die propaganda zelfs bij mij.
In die tijd was ik me niet bewust van een oorlog waar wij zelf eventueel last van zouden kunnen krijgen. De propaganda voor Mao, waaraan zelfs Sartre in die tijd meedeed, sprak me niet echt aan, maar ik was niet bang voor een Chinees gevaar. In Leiden was een student met lang haar, Nico geloof ik, die in de tijd van de Culturele Revolutie bij de mensa speldjes van Mao verkocht en het rode boekje. Ik vond dat wel grappig.
Heel erg schrok ik geloof ik niet van het eind van de ‘Praagse Lente’ in 1968, toen andermaal de Russen ingrepen om een broedervolk te helpen dat van het rechte communistische pad af was gegaan. Ik was meer bezig met andere dingen, zoals zingen, roeien, blokfluitspelen en een eerste kennismaking met softdrugs.
Geweld in Ierland maar einde van grote conflicten
Oorlog bleef ook in de jaren zeventig ver weg. We voelden ons in die tijd niet bedreigd. Zelf moet ik in die tijd ook PSP hebben gestemd, pacifistisch. Politiek was ik niet betrokken. Eén keer kwam ik toch wat dichter bij militair geweld. Dat was in 1974. Toen reisde ik door Engeland, Ierland en Schotland. Op deze reis kwam ik dwars door het gebied van de ‘troubles’ in Noord-Ierland. Een vreemde ervaring. In de bus werd mij geadviseerd dicht bij de voordeur te zitten voor het geval dat ik bij een bomaanslag eruit moest springen. Ik maakte kennis met road blocks en met agressieve Britse soldaten. Halverwege liep ik vast en ik vond onderdak bij een protestantse familie, die zich ’s nachts niet uit hun huis waagde. Het huis werd bewaakt door een protestantse militie. Ik herinner me nog een plakaat op een muur: ‘violence will not be tolerated here’. Het ging op het geweld van katholieken, nam ik aan. Echt gevaarlijke dingen heb ik niet meegemaakt, maar voor heel even was oorlog dichtbij. Maar zodra ik in Schotland was, kon ik alles vergeten. En me in een kort liefdesavontuur storten.
Het einde van de Sovjet-Unie en de val van de muur heb ik, zoals de veel anderen, beleefd als het einde van de grote conflicten en het begin van een vreedzaam tijdperk. Dat dit niet echt het einde van de geschiedenis zou worden, wist ik toen nog niet. Ik weet wel hoe verbaasd ik was, toen de muur zonder bloedvergieten viel en de ‘Ossi’s’ ongehinderd naar het Westen konden komen. In die tijd werd ik in Aken een keer aangesproken door mensen die dachten dat ik een Ossi was, waarschijnlijk omdat ik er slordig uitzag en Duits met een gek accent sprak.
Dat zorgeloze gevoel over een wereld die steeds plezieriger en vredelievender werd, heb ik lang gehouden. Ook toen ik van vanaf 2004 regelmatig in China kwam, zag ik daar een optimistisch volk dat bezig was rijk te worden en te genieten van de vrije markt. Dat de communistische partij nog steeds de macht had, leek niet zo interessant. Democratie en vrijheid zouden wel komen, dacht ik toen nog. Pas in 2014 en 2015 begon ik te voelen dat er een China echt een andere wind was gaan waaien onder Xi Jinping. De vele boeken die ik sindsdien voor de website China2025.nl las, gaven me inzicht in geopolitiek, het gevaarlijke spel tussen landen waarvan ik gedacht had dat het voorbij was. Maar een dreiging in Europa voelde ik nog niet.
9-11 en het terrorisme
De aanslag op het World Trade Center in 2001 (9-11) was ernstig. Ik weet hoe ik geschrokken was van de beelden op televisie. Toch ben ik zelf nooit meegegaan in de gedachte dat toen in één klap de wereld veranderd was. Ik zag de oorlog tegen het terrorisme als een overreactie. Ik voelde me ondanks alles niet bedreigd door het moslimterrorisme. Het was ook geen ‘oorlog’.
In 2007 en 2008 zat ik voor het eerst toch wat dichter op een conflict, toen ik in Jemen lesgaf. Het was er relatief rustig toen, maar bij twee uitstapjes buiten de stad Sana’a maakte ik toch weer kennis met road blocks die ik sinds Noord-Ierland niet meer gezien had. Bij één gelegenheid werd ik bijna aangevallen door jongeren, die ophitst uit de moskee kwamen waar ze over de Deense spotprenten met Mohammed hadden gehoord. Door ze duidelijk te maken dat ik ook Denen haatte ontkwam ik zonder kleerscheuren.
Maar ja, dit was ver weg en echt oorlog was het er niet. Wel kregen we te maken met oorlogen in het Midden-Oosten en Afrika en met grote groepen mensen die hun heil bij ons zochten. Toen een grote groep Syriërs in 2015 ons land binnenkwam heb ik mij een tijd ingezet om een aantal daarvan de helpen. Van hen hoorde ik verschrikkelijke verhalen over oorlog en verwoesting.
Onoplettendheid en het onvoorstelbare
In ons deel van de wereld bleef het tot kortgeleden echter vrij rustig. Of misschien: er was van alles gaande waar we niet genoeg op letten. Totdat in dit jaar Poetin besloot Oekraïne aan te vallen. Sinds een paar weken volg ik doorlopend het nieuws, dat steeds afschuwelijker wordt. Ik voelde me er, zoals veel anderen, door overvallen. Achteraf gezien is alles logisch en voorspelbaar. Hadden we niet kunnen weten hoe we door onze energie-afhankelijkheid door Rusland gegijzeld konden worden? Begrepen we niet hoe de oorlogen in Tsjetsjenië en Georgië, en ook die in Syrië een generale repetitie waren voor wat we nu zien? Hadden we niet door moeten hebben hoe verwaarlozing van onze defensie ons verzwakte? En hadden we niet eerder door moeten hebben hoe populistische politici hier bezig waren om onze democratie te ondermijnen in het belang van Poetin?
Ik weet het niet, maar ik heb zelf ook niet goed op deze zaken gelet. En dus ben ik geschrokken dat het nu vlakbij echt oorlog is. Maar wat wil je? Mijn generatie weet toch helemaal niet wat oorlog is? Godzijdank. En toch moeten we er een verstandig antwoord op vinden. Een antwoord op iets waarvan we zouden willen dat het niet bestaat. Iets dat ons verraste omdat we de andere kant op keken.
Het onvoorstelbare is dichtbij gekomen. Russische militairen verwoesten steden, vallen zelfs ziekenhuizen en steden aan, doden ook onschuldige kinderen. En dit aan de rand van ons Europa. Wat doe je met dit onvoorstelbare? Wegkijken? Meedoen aan een oorlogszuchtige reactie van wraak en vergelding? Onze morele superioriteit van de daken schreeuwen? Huilen om waar je machteloos mee geconfronteerd wordt? Ik weet het niet. Maar juist mensen als ik, die nooit oorlog hebben meegemaakt, zullen de morele en politieke uitdagingen waarvoor we nu staan moeten benoemen en beseffen dat we er met de antwoorden van gisteren niet meer komen.